Multinationals moeten in de nabije toekomst meer informatie verstrekken over hun activiteiten per dochtermaatschappij per land. Naast een groepsoverzicht moet een uitvoerig rapport per dochter worden opgemaakt. Daarnaast moeten ook branches van bedrijven zo’n gedetailleerde rapportage opstellen. Dat blijkt uit een conceptvoorstel van de OESO voor het zogenaamde ‘Country by Country Reporting’. Dit is een van de vijftien voorstellen van de OESO en G20 om de belastingvrijheid van multinationals in te perken. De OESO heeft op 6 februari 2015 richtlijnen gepubliceerd met betrekking tot implementatie van de ‘Country by Country Reporting’.

Financiële rapportage

De rapportage moet helderheid geven over omzetten, winst voor belastingen, activa, werknemers, bronbelasting en betaalde vennootschapsbelasting. Verder moet er in staan waar het echte management van de dochter zetelt en het moet inzicht geven in de activiteiten rond onderzoek en ontwikkeling. Het bezit van intellectueel eigendom, aankopen en aanbestedingen, productie, verkopen, marketing en distributie, administratieve ondersteuning, financiën, verzekeringen, de houdstermaatschappij, … .

De rapportages mogen worden gebruikt voor een risicoanalyse van de verrekenprijzen (transfer pricing) tussen dochters van dezelfde multinational in verschillen landen. Deze rapportages worden ingediend bij de jurisdictie van de uiteindelijke moedermaatschappij van een groep binnen één jaar na het einde van het relevante boekjaar. Belastingdiensten zouden niet louter op basis van de rapportages de winst van multinationals mogen corrigeren. Daarnaast blijven multinationals verplicht documentatie van de gehanteerde verrekenprijzen op te stellen. De ‘Country by Country Reporting’ treedt in werking vanaf 1 januari 2016.

Transfer pricing

Transfer pricing is de prijs waartegen een onderneming haar materiële en/of immateriële goederen overdraagt of diensten verstrekt aan verbonden ondernemingen.

Verbonden ondernemingen zouden winst kunnen verschuiven van de ene onderneming naar de andere door de gevraagde prijzen aan te passen. Het afzien van winst betekent dat de ene onderneming de goederen of diensten te goedkoop verkoopt aan de andere zodat deze begunstigde onderneming de goederen of diensten dan op haar beurt met een veel grotere winst kan verkopen, winst waar het deel winst van de eerste onderneming in begrepen zit. Op deze manier verdwijnt er winst uit de lidstaat van de eerste onderneming. Alhoewel (pogingen tot) winstverschuivingen niet uit te sluiten zijn, mogen de fiscale administraties er niet van uit gaan dat iedere onderneming de transfer pricing sowieso gebruikt (misbruikt) om dergelijke winstverschuivingen te bewerkstelligen.

Het hoofddoel van transfer pricing bestaat er dan ook in dat iedere lidstaat de rechtmatige belastbare basis toegewezen krijgt én dubbele belasting vermeden wordt. OESO heeft om de juiste prijs tussen verbonden ondernemingen te bepalen de ‘Transfer Pricing Guidelines’ opgesteld. Deze richtlijnen schuiven het gebruik van het ‘arm’s length’ principe naar voor als leidraad voor de bepaling van intra-groep verrekenprijzen. De meeste landen, zelfs indien ze geen OESO-lid zijn, erkennen deze OESO-principes.

Tot slot

De ‘Country by Country Reporting’ vormen een onderdeel van actiepunt 13 dat een verbetering van de transparantie vooropstelt als één van de belangrijkste instrumenten voor belastingadministraties om belastingerosie en winstverschuivingen te bestrijden. Dit actiepunt is ongetwijfeld één van de belangrijkste pijlers van het ‘Base Erosion and profit Shifting’ (BEPS) project.

Nederland is voorstander van spontane en automatische gegevensuitwisseling. Voor zorgvuldige en efficiënte gegevensuitwisseling zijn goede internationale afspraken onontbeerlijk. Daarom verwelkomt Nederland ook de stappen onder actiepunt 13 van het BEPS project. Het is niet efficiënt voor belastingdiensten om alle verrekenprijzen van alle bedrijven met elkaar te vergelijken.
 
 
Categorie Financieel Advies