Staat de professional wel echt centraal?
Andere manieren van organiseren, waarbij de professional centraal staat, staan sterk in de aandacht. Maar gebeurt er op dat terrein ook veel, of wordt er vooral over gesproken? Er zijn ernstige signalen dat in werkelijkheid de beweging juist de andere kant op gaat.
Dynamiek
Er is zoveel dynamiek in de maatschappij, de wereld is echt aan het veranderen. Deze dynamiek zorgt er ook voor dat organisaties flexibeler moeten worden, zich sneller moeten aanpassen aan veranderende omstandigheden. Organisaties die het al anders doen, die al op een heel andere manier georganiseerd zijn, worden veelvuldig voor het voetlicht gebracht.
In deze organisaties staat de professional centraal en is het management sterk teruggebracht of afgeschaft. Met het idee dat professionals gaan floreren als ze maar de ruimte krijgen. Helaas worden steeds weer dezelfde organisaties als voorbeeld genoemd en dat al gedurende een aantal jaren. De olievlekwerking die van het succes van deze organisaties uit zou moeten gaan is nog niet erg zichtbaar. Het is ook de vraag of de werkwijze bij deze bedrijven maar in allerlei branches kunt kopiëren is ook nog maar de vraag, daar hoor ik echter zelden iets over. Maar ook binnen de eigen branche is er niet veel navolging.
De beschrijvingen van deze nieuwe organisaties benadrukken altijd de eenvoud van de principes. Volkomen terecht, de principes zijn ook vrij eenvoudig, maar vervolgens wel diepgaand uitgewerkt en, en dat is cruciaal, doorleefd en consequent nageleefd. En juist dat is heel veel moeilijker dan de manier van managen in de meer traditionele organisaties. Wellicht dat dit al een reden is waarom anderen het toch maar niet kopiëren.
Maar ondertussen….
Het is niet alleen zo dat de mooie voorbeelden geen navolging krijgen. Op de arbeidsmarkt is veel meer aan de hand, wat heel veel zegt over de werkelijke positie van de professional.
Een paar voorbeelden:
- Vaste arbeidsovereenkomsten komen bijna niet meer voor. Hoewel er weer een minimale groei op dit punt te zien is, willen organisaties zich kennelijk niet meer verbinden aan medewerkers.
- Tijdelijke contracten zouden volgens de wet uiteindelijk moeten leiden tot een vast contract. Het tegendeel blijkt waar te zijn, tijdelijke krachten worden ‘tijdig’ de laan uit gestuurd.
- Het flexwerken wordt bejubeld als de top van zelfstandigheid en professionaliteit van het individu. Hoewel het sterk afhankelijk is van de bedrijfstak en het type werk, lijkt het er veel op dat de professional wordt ingehuurd omdat hij (of zij) een kunstje beheerst en als dit kunstje niet meer nodig is of is geëvolueerd naar iets anders (en hoe groeit die zelfstandige professional daar in mee?)dan kan de kunstmaker voordelig aan de kant worden geschoven, zonder verdere perspectieven.
- De loonontwikkeling van de werknemers blijft sterk achter bij wat gezien de economische ontwikkelingen te verwachten was. Dit wordt geweten aan de houding van de vakbonden, die te meegaand zouden zijn. Of aan het feit dat de vakbonden geen macht meer hebben als gevolg van het beperkt aantal leden. Feit is dat traditioneel de macht van het individu onvoldoende was in relatie tot die van de werkgever. Vandaar de samenwerking in vakbonden.
Tegenwoordig lijkt iedereen heel mondig op te kunnen komen voor zichzelf in een sterk geïndividualiseerde samenleving. Of dit nu is als werknemer of als flexwerker.
Ik vraag het me af. Bij gebrek aan ‘tegenstand’ hebben de werkgevers geprofiteerd van de situatie, van hun machtspositie.
Uit de ontwikkelingen van de afgelopen jaren blijkt helemaal niet dat de werkgevers zich minder laten leiden door macht, maar dat ze meer gericht zouden zijn op ‘samen-werking’. Het blijkt helemaal niet dat ze de zich steeds verder ontwikkelende professional die er voor zorgt dat de organisatie goed presteert, koesteren. - Recent is ook nog eens gebleken dat de lonen van de veelverdieners aan de top de laatste jaren veel sneller zijn gestegen dan die van het gewone volk (de ‘professionals’). Hieruit blijkt ook niet dat de herwaardering van de professional al gestalte krijgt. De waardering voor het management (dat volgens velen wel weg zou kunnen!) is beduidend groter dan die voor de professional, niet alleen in absolute zin, maar ook in stijgingspercentage.
Macht en hebzucht zijn slechte raadgevers
De ouderwetse macht, gekoppeld aan het nog steeds voortdenderende financiële efficiency denken, zorgt er voor dat ondanks alle behoefte aan verandering, er nog helemaal niets aan het veranderen is. De wereld is aan het veranderen. Europa, of in casu Nederland, blijft qua leiderschap nog volledig hangen in tradities. Hierbij zijn werknemers vanuit een Tayloriaanse gedachte een soort (vervangbare) machines.
Zolang werkgevers niet de moed hebben om uit dit gedachtegoed te stappen, zal er van de herwaardering van de professional niet veel terecht komen. En daarmee raken we als land langzaam maar zeker achterop in de concurrentiestrijd die wereldwijd gaande is.
We staan in heel veel wereldranglijsten op een heel mooie positie. Dit kan zorgen voor tevredenheid, met als gevolg dat de wet van de remmende voorsprong in werking treedt. Het kan ook leiden tot angst. Angst om dat goede dat we hebben bereikt, kwijt te raken. Beide effecten zijn duidelijk merkbaar in de maatschappij.
Als wij er in slagen onze Hollandse eigenheid te gebruiken om samen te werken en samen te ontwikkelen, dan kunnen we zelfs sterker uit de wereldwijde concurrentiestrijd komen. Maar dan zullen de leiders wel op moeten staan en het lef moeten tonen om met elkaar nieuwe wegen in te slaan.
Verwante publicaties:
- Is fouten maken tegenwoordig echt verboden?
- Verantwoordelijkheid, een krachtig organisatiehulpmiddel
- Reorganiseren: waarom blijft men het doen?
- Organiseren in het postindustriële tijdperk
- Verminder de verstikkende werking van regelgeving op je organisatie
- Andere tijden, andere veranderaanpak! Succesvol veranderen dankzij organisatiecoaching
- Wilt u ook nog 'In Control' zijn?