Regels voor BTW-herziening straks ook voor kostbare diensten

De Wet op de omzetbelasting 1968 kent momenteel een systeem, waarbinnen de in aftrek gebrachte btw op goederen, waarover voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting pleegt te worden afgeschreven (waarde meer dan € 450 en kwalificatie ‘investeringsgoederen’), gedurende een bepaalde termijn wordt gevolgd. Voor roerende goederen betreft dit een periode van het boekjaar van aanschaf en de daarop volgende vier boekjaren. Voor onroerende goederen geldt een periode van het boekjaar van aanschaf en de daarop volgende negen boekjaren.

Als het gebruik van die goederen binnen de genoemde periode verandert van (deels) btw-belast naar btw-vrijgesteld, dan dient belastingplichtige een deel van de bij aanschaf in aftrek gebrachte btw aan de Belastingdienst terug te betalen. Als het gebruik verandert van btw-vrijgesteld naar (deels) btw-belast, dan verkrijgt belastingplichtige binnen deze termijn nog een aanvullend recht op aftrek.

De Hoge Raad heeft in het verleden standpunt genomen, dat deze regels enkel gelden voor het recht op aftrek met betrekking tot de aanschaf van goederen en niet van diensten. De wetgever heeft nu het voornemen om per 1 januari 2018 in de Wet ook herzieningsregels op te nemen voor ‘kostbare diensten’. Hierbij kan worden gedacht aan verbouwingen van onroerende zaken, aanschaf van software (licenties), enz.

Gevolgen voor praktijk

Voor de praktijk zal dit onder andere de navolgende gevolgen hebben:

  • Ondanks veel weerstand vanuit de belastingadviespraktijk, voorziet de nieuwe regelgeving tot op heden niet in een overgangsregeling. Dit houdt in, dat kostbare diensten die in het verleden zijn aangeschaft vooralsnog onder de nieuwe regelgeving zullen vallen;
  • Belastingplichtigen zullen voor de herzieningsregels niet alleen een administratie van investeringsgoederen, maar ook van investeringsdiensten moeten gaan bijhouden. Als er geen overgangsregeling komt, dan zullen ook de in het verleden (binnen de herzieningstermijnen) aangeschafte diensten overzichtelijk in kaart moeten worden gebracht;
  • De herzieningsverplichtingen zullen vanaf 1 januari 2018 ook overgaan op kopers van ondernemingen, waaronder ook de overgang van een verhuurd pand kan vallen. Bij het uitvoeren van een due diligence zal hier rekening mee moeten worden gehouden;
  • Bij de levering van onroerende zaken zal voor de vraag of er moet worden geopteerd voor een btw-belaste levering bijvoorbeeld ook moeten worden gekeken naar in het verleden uitgevoerde verbouwingsdiensten, makelaars- en notariskosten, enz.

Er zal dus per 1 januari 2018 naar verwachting veel gaan veranderen. Mogelijk, dat de wetgever momenteel een overgangsregeling afwijst, om te voorkomen dat belastingplichtigen nog snel vóór 1 januari 2018 kostbare diensten aanschaffen om daarmee voor die diensten onder de herzieningsregels uit te komen.

Echter, het is niet ondenkbaar, dat bij de inwerkingtreding van de wetswijziging, alsnog een overgangsregeling van kracht wordt. Met dit aspect in het achterhoofd, kan worden overwogen om voor 2018 geplande aanschaf van investeringsdiensten te verschuiven naar 2017.

Aanbeveling

Verricht u binnen uw onderneming zowel btw-vrijgesteld als btw-belaste prestaties, dan is het altijd zinvol om de aftrek, alsmede de herziening van inkoop-btw door een btw-adviseur te laten beoordelen. Ook met het oog op de toekomstige wijziging en de daaraan verbonden verplichtingen is het verstandig om vroegtijdig met uw btw-adviseur van gedachten te wisselen. RUIZ-BTW-Advies beschikt over de kennis om u hierin te begeleiden en is u graag van dienst (www.ruiz-btw-advies.nl)