PensioenveranderingenDe komende tijd zullen veel middelloonregelingen moeten worden veranderd in premieregelingen.

Pensioen gebaseerd op middelloon is na de uitvoering van het pensioenakkoord (verwacht 1 januari 2022) op grond van nieuwe wettelijke bepalingen niet meer toegestaan.

Anticipeer tijdig op het nieuwe pensioenakkoord

Het is aan te bevelen om ruim voor 2022 bij een pensioentoezegging op basis van middelloon te onderzoeken of het voor de werkgever en de medewerkers aantrekkelijk is om over te stappen op een leeftijdsafhankelijke premiestaffel.

Het pensioenakkoord schrijft een voor alle werknemers gelijk percentage premie voor, maar er is ook afgesproken dat er eerbiedigende werking komt voor de medewerkers die (voor 1 januari 2022) een leeftijdsafhankelijke premiestaffel als pensioentoezegging hebben.

Een leeftijdsafhankelijke premiestaffel pakt in de meeste gevallen financieel gunstiger uit dan een vaste premie plus compensatie. Aantrekkelijk dus zowel voor de werkgever als voor de medewerkers en dit scheelt veel onderhandelingsenergie om de juiste compensatie voor de medewerkers die erop achteruit gaan te realiseren.

Gecompliceerde berekeningen maken extern advies raadzaam

Bij het voorstel om het gegarandeerde middelloonpensioen te veranderen in een premieregeling zal (de pensioenadviseur van) de werkgever een vergelijking moeten maken van het pensioen dat kan worden opgebouwd als de regeling ongewijzigd wordt voortgezet tot aan de pensioendatum en het te verwachten pensioen in de voorgestelde premieregeling. Het negatieve verschil komt in aanmerking voor compensatie. De (vertegenwoordigers van de) werknemers krijgen een enorme berg informatie voordat zij een gefundeerd besluit kunnen nemen om wel of niet in te stemmen met de voorgestelde verandering van het pensioen.

Welke uitgangspunten hanteert men daarbij?

Van groot belang bij de vaststelling of het te verwachten pensioen redelijk is zijn de gekozen uitgangspunten: hoeveel rendement wordt verwacht voor aandelen, voor obligaties, welke carrièrestijgingen worden meegenomen, welke inflatie wordt verwacht, het inkooptarief op de pensioendatum, etc.

De meeste pensioenadviseurs werken met modellen die de pensioenuitkomsten laten zien bij verschillende economische scenario’s. Deze berekeningen zijn vaak gebaseerd op de uitgangspunten die De Nederlandsche Bank voorschrijft en dit levert honderdduizenden getallen op.

Het is van belang om tevoren overeenstemming met de werkgever te verkrijgen aangaande welke uitgangspunten bij deze berekeningen zullen worden gehanteerd. De werknemersvertegenwoordigers moeten zich daar -voordat zij hier met de werkgever over spreken- heel goed in hebben verdiept zodat met de goede uitgangspunten kan worden gerekend en om een behapbare en te doorgronden aantal cijfers en uitkomsten te verkrijgen om daaruit keuzes te maken.

Specifieke aandachtspunten

  • Aandachtspunt 1:

    Worden de uitgangspunten die de Nederlandsche Bank voorschrijft gehanteerd en zo nee, waarom niet?

    Het maakt natuurlijk fors verschil of ervan uit wordt gegaan of een aandeel ieder jaar met bijvoorbeeld 7% of met 4% stijgt.

  • Aandachtspunt 2:

    Worden de verwachte rendementen doorgerekend in de standaard life cycle die de pensioenuitvoerder hanteert als er geen keuze is gemaakt?

    Het te verwachten rendement op aandelen wordt door de specialisten op dat terrein hoger ingeschat dan het te verwachten rendement op obligaties. Dit is helemaal de verwachting voor de lange termijn.

    De life cycle begint met een hoog percentage beleggingen in aandelen voor jongeren en bouwt dit, ten gunste van obligaties, met het naderen van de pensioendatum af.

    Stel de life cycle gaat ervan uit dat voor een 25-jarige 90% in aandelen en 10% in obligaties wordt belegd. Het verwachte rendement bedraagt bij een duur van 43 jaar 6% voor aandelen en 2% voor obligaties. Het verwachte rendement is dan 90% * 6% + 10% * 2% = 5,6%.

    Stel dat de life cycle voor de 67-jarige 90% in obligaties belegt en nog voor 10% in aandelen. Het te verwachten rendement bij een duur van 1 jaar is respectievelijk 6% voor aandelen en -0,5% voor obligaties. Het te verwachten rendement wordt dan: 90%* -0,5% + 10% * 6% = 0,15%.

    Een groot verschil derhalve.

  • Aandachtspunt 3:

    Is er rekening mee gehouden dat de pensioenuitvoerder kosten in rekening brengt voor de beleggingen? Deze lopen bij verschillende pensioenuitvoerders op tot boven de 0,5%. Het daadwerkelijk verwachte rendement zal voor de 67-jarige volgens dit voorbeeld negatief uitpakken namelijk 0,15% -/- 0,5% = - 0,35%.

  • Aandachtspunt 4:

    Van welk scenario gaat de werkgever uit?

    Is dit een pessimistisch scenario, een verwacht scenario of nog een ander scenario. Houdt er rekening mee dat er, afhankelijk van het verwachte scenario, meer of aanzienlijk meer onzekerheid is ten opzichte van het gegarandeerde middelloonpensioen.

  • Aandachtspunt 5:

    Welk inkooptarief op de pensioendatum wordt gehanteerd?

    Bij de premieregeling bouwt de werknemer geen pensioen op maar een pensioenkapitaal. Dit wordt op de pensioendatum omgezet in een levenslang pensioen. De hoogte van het pensioen is op de pensioendatum afhankelijk van zowel de hoogte van het kapitaal, als van de levenskans (hoe lang moet de pensioenuitvoerder gemiddeld uitkeren) en hoeveel rendement kan de pensioenuitvoerder nog behalen op het kapitaal dat nog niet is uitgekeerd.

    De huidige rente die pensioenuitvoerders hanteren ligt rond de 0%. Hierbij hoort de factor 25,5.

    Voor € 100.000,00 kapitaal kun je € 100.000,00 delen door de factor 25,5. Dat komt uit op € 3.922,00 levenslang pensioen per jaar dat daarvoor kan worden aangekocht.

    Bij een verwachte rente van 2% is de factor ca. 19. Als de rente 2% is kan de werknemer voor dezelfde € 100.000,00 een levenslang pensioen aankopen van € 5.263,00 per jaar.

    Een zeer fors verschil derhalve!

    Als er vanuit wordt gegaan, in de voorbeeldberekeningen van de werkgever, dat de rente op de pensioendatum hoger is dan de huidige rente, kan derhalve aanzienlijk meer pensioen worden aangekocht bij verder dezelfde uitgangspunten en hoeft er minder gecompenseerd te worden door de werkgever.

    Wat de rente op de lange termijn (over 20 of over 30 jaar) gaat doen is ongewis en nu niet aan te geven. Hierover is nu niet veel zinnigs te zeggen.

    Het is echter te verwachten dat de rente de komende jaren niet fors omhooggaat.

    Wij adviseren dan ook om als inkooptarief voor de komende 10 a 15 jaar de te verwachten rente op het huidige niveau te houden. Het is te overwegen om ervan uit te gaan dat de rente op de langere termijn weer wat gaat stijgen.

 

Logisch nadenken, goed structureren van hetgeen moet worden berekend, en doorvragen kan grote gevolgen hebben voor de hoogte van de compensatie.