Zware beroepen en pensioen

In het Pensioenakkoord is afgesproken dat onderzocht zou gaan worden of een regeling met vroegpensioen na 45 dienstjaren mogelijk zou zijn. Demissionair Minister Wouter Koolmees heeft geoordeeld dat het niet mogelijk is, hij heeft er een streep door gezet[1].

Toch is er maatschappelijk veel steun voor het eerder pensioneren van werknemers met zwaar werk.

Eerst geven wij de argumenten van Koolmees weer en daarna wat wel mogelijk is.
 
zware beroepen en pensioen

Argumenten tegen met pensioen kunnen gaan na 45 dienstjaren

Argumenten van Koolmees tegen met pensioen kunnen gaan na 45 dienstjaren zijn de volgende:

  • Discriminatie: ongelijkheid tussen vrouwen (die gemiddeld minder hebben gewerkt) en mannen;
  • Onbetaalbaar: hele dure aangelegenheid (hoger belastingtarief voor AOW-leeftijd en vervroegen AOW);
  • Groep te groot: veel meer mensen die onder de doelgroep zwaar werk vallen bereiken de 45 dienstjaren;
  • Bewijsbaarheid: arbeidsverleden van 45 jaar moeilijk aan te tonen.

Het zijn dus praktische en vermeende financiële bezwaren die niet bijdragen aan een oplossing.

 

Wat kan wel?

Al jaren wordt het besef breed gedragen dat in veel beroepen het doorwerken tot 68 jaar niet haalbaar is, denk aan het voorbeeld van de stratenmaker. Omscholing naar een andere functie is vaak geopperd, maar dit komt in veel sectoren niet echt van de grond. Veel praktisch opgeleiden moeten daartoe worden aangezet en er is veelal nog geen goede structuur om die omscholing tijdig genoeg in gang te zetten, mede omdat de mogelijkheden onvoldoende worden geboden en voor veel werkgevers is dit een kostbare aangelegenheid omdat daar nog geen structureel beleid voor aanwezig is. Werkgever zouden zich toch achter de oren moeten krabben om het beslist wel te doen. Wij zien dat de mensen in de zware beroepen in grote getalen arbeidsongeschikt worden. Het gevolg is dat de werkgever verplicht is hen nog twee jaar lang door te betalen voordat zij in de WAO terecht komen. Dat is dan ook een enorme kostenpost.

Minister: Pensioenregelingen zijn al zo goed als maximaal

De minister geeft ook aan dat veel pensioenregelingen al zo goed als maximaal zijn en dat werknemers hierdoor zelf kunnen beslissen of zij eerder met pensioen kunnen gaan.

Dit is niet goed onderzocht en onjuist, immers de meeste pensioenregelingen zijn helemaal niet maximaal. Je vraagt je toch af waar de demissionair minister deze wijsheid vandaan heeft en of het niet weer eens tijd wordt dat Pieter Omtzigt hem daarover vragen stelt en stevig aan de tand voelt.

Door het maximaal vullen van de pensioenpot is in ieder geval eerder pensioneren beter mogelijk.

 

Vakbonden: boter op het hoofd

Op dit punt hebben ook de vakbonden ernstig zitten slapen en huilen nu politieke krokodillentranen. Zij zitten immers ook in de besturen van de pensioenfondsen, sluiten Cao’s af en zijn dus ook akkoord gegaan met veel te lage pensioenpremies en bijbehorende pensioentoezeggingen en pensioendekkingen. Zij hebben zelf in de tot stand gekomen Cao’s gekozen de beschikbare loonruimte (die al jaren veel te laag is, vanwege geëiste hoger beloning voor de aandeelhouders) te benutten voor andere arbeidsvoorwaarden en hogere salarissen in plaats van (extra) pensioen.

Een fiscaal maximaal pensioen wordt immers bereikt als het pensioen na 42 dienstjaren 80% van het gemiddeld verdiende salaris bedraagt en met 3% per jaar stijgt. Bij premieregelingen is dit de marktrentestaffel. Hier zitten we in Nederland met veel van de huidige pensioenregelingen echt heel ver vanaf, vaak meer dan 50% van wat wel mogelijk is.

 

Vanwege het Pensioenakkoord en de Wet Toekomst Pensioen kan er fors gerepareerd worden. De Wet Toekomst Pensioen schrijft voor dat in de toekomst alleen nog premieregelingen toegestaan zijn. De maximale leeftijdsafhankelijke premiestaffel en ook de vlakke premie zijn erop gebaseerd dat als jaarlijks 1,5% rendement wordt behaald het maximale pensioen wordt bereikt.

Als het rendement hoger is dan 1,5% levert dit dus meer pensioen op en kan daardoor in die gevallen en die pensioenregelingen het niveau worden verhoogd. Dit hogere pensioen kan dan gebruikt worden om het pensioen eerder te laten uitkeren.

 

Groot probleem blijft dat de AOW niet eerder kan ingaan en dat het belastingtarief pas fors lager wordt na ingang van de AOW voor de betreffende werknemer.

 

Als (werkgever en) werknemers meer willen doen, kan gespaard worden of eventuele schulden zoveel als mogelijk worden afgelost. De werkgever kan een en ander faciliteren.

[1] https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-en-werkgelegenheid/documenten/publicaties/2021/01/29/bijlage-eindrapport-onderzoek-45-dienstjaren