Zoals het er nog steeds naar uitziet, wordt op 1 januari 2023 de Wet Toekomst Pensioenen (Wtp) ingevoerd.

Wat zijn de consequenties voor pensioen gebaseerd op middelloon?

premieregeling met compensatie

Werknemers die nu een pensioenregeling hebben die is gebaseerd op middelloon bij een verzekeraar hebben een gegarandeerde afspraak: het tot de invoering van de Wtp opgebouwde pensioen wordt uitgekeerd, wat er ook gebeurt.

Het onder de Wtp nog op te bouwen pensioen wordt echter minder zeker. Hoe vertaal je het huidige gegarandeerde pensioen naar een meer onzeker pensioen?

De Wet Toekomst Pensioenen gaat er vanuit dat pensioenopbouw waarbij de premies vanwege leeftijd stijgen, niet meer is toegestaan. Alle werknemers gaan een gelijk percentage premie ontvangen. Uitgezonderd zijn premieregelingen met een leeftijdsafhankelijke premiestaffel die al bestaan op 31 december 2022.

Middelloonregelingen moeten dus veranderd worden.

De keuze is om dit voor het einde van dit jaar te doen in een premieregeling met leeftijdsafhankelijke premiestaffel of voor 2027 in een premieregeling met een leeftijdsonafhankelijke premiestaffel (‘vlakke premie’). Dit laatste zal in de regel duurder zijn voor de werkgever. Dit komt omdat er meer gecompenseerd zal moeten worden. Werknemers willen er immers niet op achteruit gaan.

Maar, hoe gaat de verandering van een gegarandeerd pensioen naar een premieregeling in zijn werk? Hoe kun je een goede vergelijking maken tussen de huidige en de voorgestelde pensioenregeling?

Allereerst moet de Ondernemingsraad vaststellen dat werknemers er niet op mogen achteruitgaan. Dit is logisch. Vervolgens moet de berekening gemaakt worden hoeveel pensioen een werknemer op zou gaan bouwen als de huidige pensioenafspraak ongewijzigd zou worden voortgezet tot aan de pensioendatum en hoeveel pensioen de medewerker naar verwachting gaat opbouwen in de nieuwe pensioenregeling.

We hebben voor het maken van deze berekeningen te maken met onzekerheden die in de toekomst liggen. En die weten we niet. We moeten dus met aannames werken.

De Nederlandsche Bank geeft handvatten

De Nederlandsche Bank geeft echter handvatten hoe de uitkomsten van de onzekerheden kunnen worden berekend en welke parameters hiervoor gebruikt kunnen worden. De minister heeft ook een rekenmethode voorgeschreven (De Uniforme Rekenmethodiek, URM).

De rekenmethode geeft een doorrekening van 2.000 of 10.000 economische scenario’s en zo krijg je 2.000 of 10.000 mogelijke uitkomsten per medewerker. Maar welke uitkomst neem je vervolgens als verwachte uitkomst? Ga je uit van zeer gunstige economische ontwikkelingen, ga je uit van zeer negatieve ontwikkelingen of ga je hier wat tussenin zitten en waar dan?

Pas op voor de "gulden" middenweg

Wat wij zien is dat pensioenadviseurs van werkgevers meestal 3 uitkomsten laten zien. Zeer gunstig, zeer negatief en de uitkomst die het vaakst voorkomt (het 50-ste percentiel). Meestal wordt dan  voorgesteld om maar van de uitkomsten uit dit 50-ste percentiel uit te gaan. Dit is immers de middelste uitkomst (let op, het is niet de gemiddelde uitkomst).

Maar als er in de huidige regeling sprake is van een gegarandeerd pensioen en je ruilt die garantie in voor een pensioen waarbij je 50% kans hebt op meer maar ook 50% kans hebt op minder, is dit in onze ogen geen faire deal. Je zou dus van een percentage uit mogen gaan waarbij de kans groter is dan de 50 meer of minder. Dit is een belangrijk punt van onderhandeling.

Een goed hulpmiddel hierbij kan ook zijn om te kijken naar de premies die de werkgever zou gaan betalen als de huidige pensioenregeling ongewijzigd zou worden voortgezet (door de garantie zijn dit relatief hoge premies) en deze af te zetten tegen de premies die in de voorgestelde regeling betaald gaan worden (zonder garantie dus meestal lagere premies). Dan is er vaak (veel) ruimte om van voorzichtige veronderstellingen uit te gaan zodat de kans groot is dat de veronderstellingen ook daadwerkelijk behaald gaan worden. De werkgever hoeft er immers niet aan te verdienen.

Wij hebben inmiddels meegemaakt dat sommige werkgevers bereid zijn om van een zeer negatieve scenario uit te gegaan, zodat er sprake is van ruime compensatie.

Voorbeeld:

Werknemer met leeftijd 50 jaar en een salaris van € 50.000.

Middelloon met 1,875% pensioenopbouw, 1% indexatie en een franchise van € 14.802 (dit is een fiscaal maximale pensioenregeling).

Voorstel: middelloon veranderen in een leeftijdsonafhankelijke premie van 25%

Bij een berekening op basis van het 50-ste percentiel moet voor deze werknemer 4,1% extra premie betaald worden bovenop de 25%, totaal 29,1%. Volgens het huidige wetsvoorstel blijft dit binnen de grens van maximaal 30% plus 3% voor compensatie tot uiterlijk 2037.

Bij de berekening op basis van het 25-ste percentiel zal de compensatie stijgen naar 12% om gelijkwaardig uit te komen. Totaal dus 37%.
 

Leon Zijlmans AAG en Gerard van der Toolen