In het huidige pensioenstelsel wordt afgesproken dat een medewerker op de pensioendatum een bepaald bedrag aan pensioen gaat ontvangen en in het nieuwe pensioenstelsel onder de Wet toekomst pensioenen, gaan werknemers een persoonlijk pensioenvermogen zien. Waar zitten de verschillen en hoe werkt het?

 

Het is niet zo dat er voor iedere werknemer in het huidige en ook niet in het nieuwe stelsel een eigen potje klaarstaat. De werknemer heeft nu en dadelijk een voorwaardelijke vordering op het pensioenfonds. Voorwaardelijk betekent dat je aan een voorwaarde moet voldoen, bijv. als je in leven bent op de pensioendatum dan ontvang je ouderdomspensioen. En in het nieuwe stelsel staat er dan een persoonlijk pensioenvermogen klaar om pensioen van aan te kopen.

 

Huidige stelsel: pensioenbedrag

In het huidige stelsel spreken werkgevers en werknemers pensioen af. Pensioen is een jaarlijkse uitkering die maandelijks vanaf een afgesproken datum levenslang wordt uitgekeerd.

Het pensioen kan wat hoger of lager worden omdat deze afhankelijk is van de dekkingsgraad van het fonds.

De dekkingsgraad wordt vastgesteld door de bezittingen (beleggingen) te delen door de verplichtingen (de waarde van de toekomstige uitkeringen van alle deelnemers).

Omdat pensioenen uiteraard behoorlijk zeker moeten zijn, mogen fondsen hun bezittingen en verplichtingen met niet teveel risico waarderen. Ze weten immers bijvoorbeeld niet hoeveel rendement in de toekomst daadwerkelijk behaald wordt op de bezittingen en of gepensioneerden niet wat ouder gaan worden dan waar ze vandaag vanuit gaan. Als een pensioenfonds uit gaat van te hoge rendementsverwachtingen in de toekomst, dan rekent zij zich rijk en gaat ze hoge pensioenen en indexaties uitkeren. Maar er is een kans dat er hierdoor in de toekomst tekorten ontstaan (doordat het verwachte rendement toch niet gehaald wordt) en hierdoor lagere pensioenen moeten worden uitgekeerd. Dit is uiteraard ongewenst.

Het pensioenfonds belegt het hele vermogen als één bedrag en het behaalde rendement wordt gebruikt om alle pensioenen op peil te houden of misschien zelfs wel te verhogen.

 

Nieuwe stelsel: persoonlijke pensioenvermogens

Het persoonlijke pensioenvermogenHet nieuwe pensioenstelsel heeft een aantal doelstellingen waarvan er meerdere samenkomen in de keuze om persoonlijke pensioenvermogens te gaan communiceren met de werknemers.

  • Het idee is dat als de deelnemer een “eigen pensioenpotje” heeft, hij ook een grotere betrokkenheid bij pensioen zal voelen (verschil in waardering tussen bijv. € 6.000 pensioen of een persoonlijk pensioenvermogen van € 120.000).
  • Door het risico toe te delen aan groepen deelnemers wordt bereikt dat diegenen die het risico kunnen lopen (de jongeren) een groter deel (als dit positief is maar ook als dit negatief is) van het risico en het rendement ontvangen en dat de pensioenen voor de oudere deelnemers en de gepensioneerden weinig risico dragen en dus niet sterk fluctueren door de rendementen. Als oudere wil je immers liever een stabiele uitkering dan het ene jaar meer en het andere jaar minder pensioen. Het pensioenfonds blijft het totale pensioenvermogen collectief beleggen, maar verdeelt dus het risico en de rendementen volgens vooraf bepaalde regels onder de deelnemers en gepensioneerden
  • De afgelopen jaren zijn de pensioenfondsen niet in staat geweest om de pensioenen mee te laten lopen met de inflatie terwijl de pensioenvermogens fors waren toegenomen. Het spreekt voor zich dat dit bij werknemers en gepensioneerden heeft geleid tot onvrede en onbegrip. Om pensioendeelnemers beter te laten inzien dat pensioenen kunnen fluctueren is gekozen voor persoonlijke pensioenvermogens in plaats van pensioenen. De werknemer kan zo op dagbasis zien hoe groot het persoonlijke pensioenvermogen is en hoeveel pensioen dit naar verwachting na pensionering zal opleveren.

 

De deelnemer ziet direct in het persoonlijke pensioenvermogen terugkomen hoeveel premie hij en de werkgever samen betaald hebben (transparantie). Ook het rendement ziet de deelnemer dagelijks af- of bijgeschreven worden.

 

In het huidige stelsel ontvangt de deelnemer ieder jaar het Uniforme pensioenoverzicht (UPO). Hierop staan drie bedragen: het pensioen als het goed gaat met de economie, als het slecht gaat met de economie, en het verwachte pensioen. In het nieuwe stelsel krijgt de deelnemer een vergelijkbaar overzicht met deze drie scenario’s maar dan van het persoonlijke pensioenvermogen en de hieruit naar verwachting aan te kopen pensioenen.
 

Het verwachte pensioen in het nieuwe stelsell

In het nieuwe stelsel zal het pensioen naar verwachting wel onzekerder worden, omdat het sneller gaat meebewegen met de economische ontwikkelingen. Pensioenfondsen hebben echter met de solidariteits- of risicodelingsreserve een goed sturingselement in handen om de fluctuaties te beperken. En uiteindelijk heeft een werknemer die deel neemt aan een flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling, ook de mogelijkheid om voor een volledig gegarandeerd pensioen (‘vastgestelde uitkering’) te kiezen bij een verzekeraar.

Hierbij hoort nog wel een opmerking: hoe zekerder je het pensioen wil hebben hoe kleiner de kans is op een hoger pensioen. Maar het is goed dat deelnemers hierop meer invloed kunnen gaan uitoefenen. Het nieuwe stelsel gaat uit van een minder zeker pensioen, waardoor de pensioenfondsen naar verwachting hun beleggingen beter kunnen afstemmen op de gehele opbouw- en uitkeringsfase (60-70 jaar) en minder buffers hoeven aan te houden.

 

 

Gerard van der Toolen

Léon Zijlmans A.A.G.