Solidariteit en pensioenen
Het is niet simpel te stellen dat de solidariteit in pensioenen een kwestie is van voor of tegen, van beter of van slechter. Er is meer dan dit en hieronder gaan wij hierop in.
Solidariteit en risico’s met elkaar delen
Risico’s kun je met elkaar delen en dan gaat het vooral om risico’s die bedoeld zijn en waarvan het logisch is dat deze met elkaar worden gedeeld. Binnen de pensioensfeer gaat het dan om het overlijdensrisico (waarna een uitkering volgt van nabestaandenpensioenen), of het arbeidsongeschiktheidsrisico (je bouwt pensioen op over je salaris (min franchise), maar als je arbeidsongeschikt bent geraakt heb je geen salaris meer. Door het delen van dit risico wordt de pensioenregeling toch (premievrij) voortgezet. Maar ook het risico van heel oud worden is moeilijk alleen te dragen; dit is het zogenoemde langlevenrisico. Deze risico’s blijven ook in het nieuwe stelsel solidair gedeeld worden.
Daarnaast hebben we in ons pensioenstelsel ook verdelingen opgenomen waarvan het interessant is om op in te zoomen en die niet zwart-wit maar keuzes zijn, wettelijk of sociaal.
Verdeling doorsneepremies.
In het huidige pensioenstelsel betalen alle werknemers binnen een onderneming of bedrijfstak een gelijk deel van de totale pensioenpremie (gemiddeld ca. 1/3 tot 50%) terwijl de pensioenopbouw voor die werknemers gelijk is (bijvoorbeeld: alle werknemers bouwen per gewerkt jaar 1,75% van hun pensioengrondslag aan pensioen op).
Het is echter zo dat de premie voor € 1,00 pensioen voor een jongere werknemers veel lager is dan voor een oudere werknemer. Immers, de premie van de jongere werknemer heeft een langere periode om rendement te halen dan de premie van de oudere deelnemer. Daar komt ook nog bij dat de kans om de pensioendatum te halen, voor de oudere werknemer groter is dan voor een jongere werknemer; klinkt niet leuk maar is wel een feit.
Er wordt dus met geld geschoven van jong naar oud omdat de premiebijdrage voor alle deelnemers in de onderneming of bedrijfstak gelijk is.
Dit was in het verleden geen probleem, want de jongeren bleven veelal lang werken voor hetzelfde bedrijf of in ieder geval binnen dezelfde sector en ze werden uiteindelijk dus “ouderen” en dan kregen zij “de subsidie” van de nieuwe jongeren.
Feit is echter dat steeds meer werknemers niet hun hele arbeidzame leven bij hetzelfde bedrijf of in dezelfde bedrijfstak blijven werken; zij dragen als jongere dus nog wel bij aan de pensioenopbouw van de ouderen, maar zij ontvangen geen subsidie meer als zij zelf ouder zijn geworden omdat ze dan niet meer bij dat zelfde bedrijf werken. Je kunt je afvragen of dit gewenste solidariteit is.
In het nieuwe pensioenstelsel gaan alle werknemers een gelijk percentage premie betalen waarmee ze hun eigen pensioenvermogen opbouwen en waardoor deze vorm van solidariteit dus verdwijnt.
Niet carrièremakers betalen voor carrièremakers
Omdat alle werknemers een gelijk percentage bijdragen in de premie kan ook gesteld worden dat werknemers die geen of weinig carrière maken, in het huidige stelsel een deel van de premie voor de wel carrièremakers betalen. Carrière maak je vaak immers op latere leeftijd en pensioen wordt duurder hoe dichter je bij de pensioendatum komt.
In het nieuwe pensioenstelsel gaan alle werknemers een gelijk percentage premie betalen waarmee ze hun eigen pensioenvermogen opbouwen en waardoor deze vorm van solidariteit dus verdwijnt.
Verdeling risico
Gepensioneerden en ouderen willen liever niet dat hun pensioen teveel mee schommelt met de economie, maar ook hun pensioengeld is belegd.
In het huidige stelsel wordt de hele pensioenpot collectief belegd en worden de opbrengsten van de beleggingen collectief verdeeld. Ouderen en gepensioneerden ontvangen dus een gelijk deel van het rendement als de jongeren. De inleg van jongeren zou echter met een aanzienlijk hoger risico kunnen worden belegd dan het pensioenvermogen van de ouderen omdat schommelingen voor jongeren uitgesmeerd kunnen worden over een lange periode (‘lange beleggingshorizon’) en dat van ouderen meer beschermd moet worden (‘korte beleggingshorizon’).
Ook in het nieuwe solidaire pensioenstelsel worden alle persoonlijke pensioenvermogen tezamen belegd, dus nog steeds collectief, maar worden het behaalde rendement en risico toebedeeld aan leeftijdsgroepen, de zogenoemde ‘leeftijdscohorten’. Ben je jong dan loop je een groter risico en deel je (plus en min) mee in het risico en rendement dat bij jouw cohort loopt. Ben je ouder of gepensioneerd dan loop je minder risico en ontvang je een kleiner deel (plus en min) van het rendement.
Ouderen krijgen in het huidige stelsel een groter deel van het rendement omdat het pensioenvermogen voor en na pensionering het hoogst is. Dit heeft als voordeel gehad dat de premies hierdoor wat lager konden zijn, immers de rendementen van de fondsen waren de afgelopen jaren gemiddeld zelfs hoger dan de premies. Onder het huidige stelsel vindt er dus een herverdeling plaats van ouderen naar jongeren, maar je kunt je afvragen of dit ook terecht is, immers het risico ligt meer bij de jongeren.
Dit wordt hersteld in de Wet toekomst pensioenen omdat risico en rendement uitgesplitst worden naar leeftijdscohorten.
Geen kostendekkende premies
De premies die pensioenfondsen berekenen is de afgelopen jaren vaak (veel) lager geweest dan wat eigenlijk nodig was voor de opbouw van de toegezegde pensioenen. Hier hebben de werkenden een voordeel gehad ten opzichte van de gepensioneerden die in het verleden de volle premie moesten betalen.
Dit wordt ook opgelost in de Wet toekomst pensioenen. De pensioenafspraak die wordt gemaakt met de werknemer is de premie. Er kan dus geen sprake meer zijn dat de werkgever niet de afgesproken premie betaalt.
Conclusie
Gesteld mag worden dat het nieuwe pensioenstelsel wat minder solidariteit kent dan het huidige stelsel. Of er tot nu toe sprake was van onterechte solidariteit mag een ieder voor zich uitmaken en wij hopen met bovenstaande feiten hier wat meer inzicht in te hebben geven.
Léon Zijlmans AAG en
Gerard van der Toolen