Collectief invaren of niet invaren, that’s the question
In verkiezingstijd werden er al proefballonnetjes opgelaten, vaak met electoraal gewin als doel.
Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) ingegaan en naast dat enkele partijen de Wtp helemaal terug willen draaien lijkt er wel een meerderheid mogelijk die het collectief invaren wil veranderen. Hieronder gaan wij in op de mogelijke gevolgen hiervan.
Wat is invaren?
Invaren kan worden vergeleken met een collectieve waardeoverdracht als de pensioenregeling verandert en de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenrechten worden overgedragen naar de nieuwe regeling. Normaal gesproken worden de in de (meestal) middelloonregeling opgebouwde pensioenen één-op-één omgezet en krijg je hiervoor nieuwe, herrekende opgebouwde aanspraken voor terug.
Bijvoorbeeld, toen de pensioenleeftijd werd verhoogd van 67 naar 68 jaar, werden de ouderdomspensioenen die eigenlijk zouden ingaan op leeftijd 67 collectief actuarieel herrekend naar pensioenen die vanaf leeftijd 68 worden uitgekeerd. Maar bij het ‘invaren’ volgens de Wtp gebeurt er echt ook nog iets extra’s: na de waardeoverdracht ontstaan geen nieuwe pensioenaanspraken maar alleen persoonlijke pensioenvermogens waarvan dan t.z.t. pensioenbedragen moeten worden aangekocht.
Wie beslist of er wordt ingevaren?
Arbeidsvoorwaarden en wijzigingen hierop worden bepaald door sociale partners. In diverse bedrijfstakken worden de werknemers hierbij vertegenwoordigd door de vakbonden en de afspraken worden in een Cao vastgelegd. Als de vakbonden voldoende representatief zijn kan de minister de Cao algemeen verbindend verklaren en deze geldt dan voor alle werknemers die onder de Cao vallen.
Als er geen Cao is worden de werknemersbelangen vaak behartigd door een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Deze binden de werknemers niet aan de afspraken.
In bijna alle gevallen waarbij sprake is van een pensioenfonds, is ook een Cao van toepassing.
Hoewel de wetgever ervan uitgaat dat alle pensioenen worden ingevaren, moet de echte beslissing over het wel of niet invaren wordt genomen door de sociale partners. De wetgever heeft daarbij als eis gesteld aan het wel of niet veranderen van de pensioenrechten, dat sociale partners moeten aantonen dat bij hun keuze om wel in te varen met de belangen van alle groepen (jong/oud/slaper en gepensioneerden) rekening is worden gehouden. Als blijkt dat invaren voor een bepaalde groep negatief uitpakt ten opzichte van andere groepen, kunnen de sociale partners besluiten om niet in te varen. Het uiteindelijke besluit over invaren wordt genomen door het bestuur van het pensioenfonds en die zal daarbij ook met name kijken naar de ‘evenwichtige belangenafweging’.
Pensioenregelingen ondergebracht bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling (PPI) worden niet verplicht ingevaren.
Is er sprake van onteigening van pensioen?
De wereld van pensioenjuristen is verdeeld over het zomaar kunnen invaren van de pensioenaanspraken- en rechten in de nieuwe regeling en sommige pensioenadvocaten lopen al warm om individuele of massaclaims neer te leggen bij pensioenfondsen. Volgens de Raad van State is invaren toegestaan.
Een deelnemer heeft in het huidige pensioenstelsel een voorwaardelijke vordering op het pensioenfonds (je moet bijvoorbeeld leven op de pensioendatum om ouderdomspensioen te ontvangen). Ook in het nieuwe stelsel hou je een voorwaardelijke vordering op het pensioenfonds, maar dan niet van het pensioen maar van het pensioenvermogen waarmee je pensioen moet aankopen. Ongetwijfeld zal dit nog eens worden voorgelegd aan een rechter.
Is invaren gunstig?
Er lijkt een meerderheid bij politieke partijen te zijn om werknemers en gepensioneerden zelf de keuze te geven of zij wel of niet collectief hun pensioen bij een pensioenfonds willen invaren.
Dit lijkt aardig, immers zelf beslissen over iets dat voor jou is en dus ook over je pensioen is wel fijn.
Overigens besloten tot op heden de sociale partners en besturen van pensioenfondsen altijd over het pensioen en mede hierdoor hebben we het beste pensioenstelsel in de wereld.
Maar de beslissing om wel of niet in te varen kan best lastig zijn. De deelnemers, slapers en gepensioneerden moeten uitgelegd krijgen wat de gevolgen zijn van wel of niet invaren. Op de korte termijn kan invaren vooral extra gunstig zijn bij pensioenfondsen met een dekkingsgraad van meer dan ca. 115% omdat er dan bij aanvang gelijk extra vermogen of pensioen kan worden toegekend.
Op de lange termijn kan invaren gunstig zijn als er een solidariteits- of risicodelingsreserve kan worden aangehouden van ca. 7% om toekomstige lage of negatieve rendementen te kunnen opvangen. Maar ook kan deze reserve gebruikt worden om de ingegane pensioenen mee te laten stijgen met de inflatie.
Als er niet wordt ingevaren, dan blijven de tot nu toe opgebouwde pensioenen vallen onder het bestaande financieel toetsingskader (FTK) wat inhoudt dat de huidige (strenge) regels om die pensioenen te kunnen laten meestijgen met de inflatie van toepassing blijven. En we krijgen dan een tweedeling in het pensioen; een eventuele verhoging (of verlaging) van het oude pensioendeel zal gekoppeld zijn aan de dekkingsgraad van het pensioenfonds, terwijl voor het nieuwe pensioendeel vooral gekeken wordt naar rendementen op beleggingen en het sterfteresultaat. Kortom, de ontwikkeling van beide pensioendelen hebben nog maar weinig met elkaar te maken.
Gevolgen van invaren bij aanvang
Eind september 2023 bedroeg de gemiddelde actuele dekkingsgraad van pensioenfondsen 123%; gemiddeld is er dus meer vermogen dan eigenlijk benodigd is om de pensioenen volledig te dekken. Voor het gemiddelde pensioenfonds lijkt er dus ruimte om bij het invaren de persoonlijke pensioenvermogens extra te vullen en de ingegane pensioenen zelfs direct te verhogen. De gemiddelde deelnemer kan dus een ‘invaarbonus’ ontvangen.
De invaarbonus simpel uitgelegd:
De gemiddelde dekkingsgraad van pensioenfondsen (september 2023) bedraagt 123%. Er is dus een buffer van 23%. Bij overgang naar het nieuwe stelsel kan deze buffer als volgt worden aangewend:
Voor verhoging van de pensioenvermogens is direct beschikbaar 23% -/- 14% = 9%. En de gepensioneerden ontvangen direct een 9% hoger pensioen. |