Uitwerking van drie soorten ruimten

omgevingRuimtelijke kwaliteit gaat om de vraag wat er - binnen de context - van een ruimtelijke ingreep is gemaakt. Het door PBL ontwikkelde Drieruimtenmodel gaat ervan uit dat je bij elk ruimtelijke ingreep een vertaalslag moet maken tussen drie soorten ruimten:

  1. gedachte ruimte: de formele voorstellingen van de ruimte in beleid en planvorming (formele eigendomsverhoudingen, administratieve territoria en politieke doelstellingen)
  2. geleefde ruimte: de leefwereld van concrete en diverse gebruikers (verhalen, praktijken, waarderingen, behoeften, en levenswensen van concrete gebruikers)
  3. fysieke ruimte: de concrete fysieke kenmerken van een gebied ter plekke (bodemsoorten, netwerken, structuren en ecosystemen).

Waarin zitten de verschillen?

Verschillen in opvatting over ruimtelijke kwaliteit zijn het gevolg van een vaak impliciete keuze om de gedachte, de geleefde, of de fysieke ruimte leidend te laten zijn voor de ingreep. De gedachte ruimte is onderdeel van de ‘systeemwereld’. Plannen voor een ruimtelijke ingreep moeten zo geformuleerd worden dat ze passen in deze gedachte ruimte, willen ze door de overheid uitgevoerd kunnen worden. De geleefde ruimte is in principe zo divers als er mensen zijn. Toch zit er zeker ook een collectief aspect aan, in de zin dat groepen en gemeenschappen onderscheiden kunnen worden van mensen die de ruimte op een vergelijkbare manier ervaren. De fysieke ruimte is op elke plek een unieke constellatie van materie, vormen, lagen, structuren zoals die daar is ontstaan en gemaakt.

Interactie leidt tot spanningen

De drie ruimten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar vallen niet met elkaar samen. Ze kennen een interactie waar spanningen kunnen ontstaan. De fysieke ruimte is in voortdurend in verandering als gevolg van natuurlijke processen maar ook als gevolg van slijtage en vervuiling. Hierdoor kan de fysieke ruimte niet altijd meer de rol vervullen die hij voordien in de gedachte ruimte en geleefde ruimte had. De geleefde ruimte is onderhevig aan veranderingen op sociaal-cultureel en sociaaleconomisch gebied, waardoor mensen niet (meer) tevreden zijn met de mogelijkheden die de fysieke ruimte hun biedt. De gedachte ruimte verandert omdat nieuwe opgaven, nieuwe regels, nieuwe marktomstandigheden of nieuwe wensen van mensen leiden tot nieuwe plannen, die alleen nog ‘op papier’ bestaan maar nog in de fysieke werkelijkheid moeten worden omgezet

Bij de inrichting van een vitale omgeving is het de kunst om van ideaaltypische opvattingen over de drie ruimten tot een werkpraktijk te komen die recht doet aan uitgangspunten maar ook invulling gaat geven aan een te realiseren praktijk. Het gaat dus om keuzes: welke ruimte staat op dat punt min of meer vast, welke mag wel veranderen en wat zijn dan de gevolgen voor de andere ruimten?

Inrichting energienetwerk

Het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NP-RES) is voortgekomen uit het Klimaatakkoord (2019) om regionaal uitwerking te geven aan de opwek van duurzame elektriciteit op land middels wind en zon. Kernvraag is hoe de energie-opgave onderdeel is van de transformatie van het landschap op de lange termijn. . Een voorbeeld hiervan is de hub ontwikkeling: hierin is het netwerk als extra en belangrijke laag toegevoegd boven op het historische verhaal van het landschap en de functies van gebieden. Een hub is hier een concentratie van wind, zon en andere opwek en opslag, dichtbij steden. De hubs worden tegelijkertijd ontwikkeld als integrale gebiedsontwikkelingsprojecten. In een eerdere blog ‘Inrichting van vitale gemeenschappen: het belang van energienetwerken’ heb ik uitgewerkt hoe wij daar vanuit InfraVitaal (www.infravitaal.nl) vorm aan geven.

Literatuur

PBL Planbureau voor de Leefomgeving. (2024). Het Drieruimtenmodel. Een dynamische opvatting van ruimtelijke kwaliteit met een toepassing op de RES 1.0 . Den Haag