Is verandering van de pensioenregelingen ook evenwichtig?
Alle pensioenregelingen moeten vanwege nieuwe pensioenwetgeving (Wet toekomst pensioenen Wtp) veranderd worden.
Voor alle werknemers wordt voortaan een gelijk premiepercentage betaald aan de pensioenregeling. Er zullen werknemers op vooruit gaan maar er zullen ook werknemers zijn die er naar verwachting op achteruit gaan.
Als ondernemingsraad kun je uiteraard vooraf stellen dat het niet acceptabel is dat werknemers er naar verwachting op achteruit gaan.
Sociale partners (werkgever en werknemersvertegenwoordigers, de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging) moeten zich ervan vergewissen dat er geen groepen ontstaan die erop vooruitgaan ten koste van andere groepen die erop achteruit gaan. Het voordeel van de een mag dus niet leiden tot het nadeel van de ander.
Dit is een lastige opgave, immers erop vooruit of erop achteruit gaan is per definitie een gevolg van de pensioenhervorming en een nieuwe, voor alle werknemers gelijke, premietoezegging.
Van belang is dat de sociale partners dus goed inzicht krijgen in de verwachte pensioengevolgen voor alle medewerkers.
Adequate compensatie
In dit kader zal ook compensatie aan de orde komen. Welke groep gaat wat meer of juist iets minder premie ontvangen in hun pensioenvermogen om evenwichtig uit te komen. Evenwichtig ten opzichte van de oude pensioenen en evenwichtig ten opzichte van andere werknemers(groepen). Wettelijk is geregeld dat als er werknemers of groepen werknemers op achteruit gaan, dat er dan voor die mensen een ‘adequate compensatie’ moet plaatsvinden. Synoniemen voor ‘adequaat’ zijn o.a. ‘voldoende’ en ‘gelijkwaardig’ dus hier is nog enige ruimte voor interpretatie.
Een ander punt om in de overwegingen mee te nemen is dat het risico voor jongeren mogelijk hoger is dan voor ouderen. Komt de beloning voor het nemen van een groter risico tot uiting in verwacht hogere pensioenen?
Als de huidige pensioenregeling een middelloonregeling is moet extra aandacht gegeven worden aan de al opgebouwde pensioenen. In het nieuwe pensioenstelsel is middelloonpensioen niet meer toegestaan. Als deze regeling is ondergebracht bij een verzekeraar, dan zullen deze opgebouwde pensioenen daar blijven staan; er wordt dus niet ‘ingevaren’. Er zal geen nieuwe pensioenopbouw meer in plaatsvinden, dit vindt immers plaats in de nieuwe premieregeling.
Maar de vraag is dan: wat gaat er gebeuren met de waarde van dat opgebouwde pensioen. We hebben bijna altijd wel te maken met inflatie en als deze opgebouwde pensioenen niet (of weinig) worden geïndexeerd, dan zal uitholling door inflatie plaatsvinden.
De vragen hierna worden: willen we een deel van de beschikbare middelen gebruiken om deze pensioenen (deels?) op peil te houden, hoe groot is dit deel en levert dit een evenwichtig resultaat op voor alle deelnemers aan de pensioenregeling.
Evenwichtigheid is best lastig in pensioenregelingen, maar hieraan moet wel aandacht gegeven worden, ook dus bij regelingen die niet bij een pensioenfonds zijn ondergebracht.
Een voorbeeld.
De medewerkers hebben momenteel een verzekerde (dus gegarandeerde) middelloonregeling en dit moet een (niet gegarandeerde) premieregeling worden.
Sociale partners zijn het erover eens dat er een goede kans moet zijn dat in de nieuwe pensioenregeling alle medewerkers erop vooruit gaan. Zij gaan immers een groter risico lopen.
Werkgever en ondernemingsraad hebben afgesproken dat bij een kans van 75% alle medewerkers er tenminste 5% op moeten vooruitgaan. De hiervoor benodigde premie bedraagt 27%.
Uit de berekeningen blijkt dat de jongste medewerkers er meer dan 20% op vooruitgaan en medewerkers van 55 jaar en ouder minder dan 5%. Dit vinden sociale partners niet evenwichtig.
Door de premie voor pensioenopbouw met 1% te verlagen en deze 1% tot 1 januari 2037 aan te wenden voor compensaties van “de ouderen”, gaan de jongste medewerkers er “nog maar” tussen 8% en 10% op vooruit en de oudste medewerkers tenminste 5%. Sociale partners vinden dit meer evenwichtig en zijn akkoord met de nieuwe pensioenregeling.
Juli 2024,
Gerard van der Toolen
Léon Zijlmans