vlakke premieAlle pensioenregelingen moeten vóór 1 januari 2028 zijn aangepast aan de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Werkgevers en werknemersvertegenwoordigers hebben hierbij de keuze tussen een solidaire of een flexibele premieregeling of een premieuitkeringsregeling. Afhankelijk van de keuze is er sprake van meer of minder solidariteit en individuele keuzemogelijkheden.

Werkgevers die hun pensioenregeling nu al hebben ondergebracht bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling (PPI), zullen zeer waarschijnlijk bijna allemaal kiezen voor de flexibele premieregeling. Het gaat hier om ca. 50.000 werkgevers, waarvan ongeveer de helft al ervaring heeft met een beschikbare premieregeling, maar dan één met een leeftijdsafhankelijke premiestaffel.

Veruit de meeste werkgevers gaan dadelijk een voor iedere werknemer gelijk premiepercentage betalen, de zogenoemde vlakke of leeftijdsonafhankelijke premie. Deze premie wordt maandelijks toegevoegd aan het persoonlijke pensioenvermogen van de werknemer en tezamen met het jaarlijks beleggingsrendement wordt het uiteindelijke pensioenvermogen gevormd. Hiervan moet dan op de door de medewerker gekozen pensioendatum een levenslange pensioenuitkering worden aangekocht bij een pensioenuitvoerder.

De premie wordt via een zogenoemd lifecyclefonds belegd; we weten dus niet op voorhand hoeveel rendement in de toekomst precies behaald gaat worden. En dus weten we ook niet hoe hoog het uiteindelijke pensioenvermogen exact zal zijn en hoeveel pensioen er dan kan worden aangekocht.

Is er dan sprake van een pensioenblackbox en hebben we helemaal geen idee hoeveel pensioen de afgesproken premie gaat opleveren? En hoeveel pensioenpremie heb je eigenlijk nodig om realistisch, dus met grote kans, een bepaalde ambitie te bereiken?

Wel kunnen we aan de hand van voorgeschreven rekenregels een inschatting maken hoe het pensioenvermogen zich zal ontwikkelen en welk pensioen kan worden aangekocht. Pensioenuitvoerders maken voor iedereen 2.000 tot 100.000 berekeningen, steeds met een ander economische aannames (‘scenario’s’). Van alle uitkomsten worden dan de 5% uitersten genomen en de uitkomst in het midden. In het uniform pensioenoverzicht (UPO) ziet de deelnemer dan drie uitkomsten van zijn pensioen: als het economisch enorm tegenzit (‘slecht weer’), als het economisch enorm meezit (‘mooi weer’) en een uitkomst die hier ergens tussenin zit (‘verwachting’).

Als de medewerker met pensioen gaat zal dit pensioen plus de AOW het pensioeninkomen zijn.

In het nieuwe pensioenstelsel wordt niet bepaald hoe hoog de premie moet zijn, er is alleen een maximumpremie; in het huidige stelsel is dit het maximale bij een middelloonregeling en de huidige premiestaffel is hier ook vanaf geleid. De maximum premie bedraagt voortaan 30% van het salaris na aftrek van de franchise. Deze premie wordt belegd om het persoonlijk pensioenvermogen op te bouwen. De werkgever betaalt daarnaast ook nog een aparte risicopremie voor onder andere nabestaandenpensioenen en administratiekosten.

De ondernemingsraad heeft grote invloed op onder andere de volgende relevante vragen:

  • Hoe hoog wordt de premieafspraak tussen werkgever en werknemers?
  • En hoeveel pensioen mag je nou zo ongeveer verwachten bij een bepaald percentage premie?

En de aanvullende vragen zijn dan:

  • Past dit bij ons bedrijf en onze medewerkers?
  • Is het pensioeninkomen niet te laag en kunnen (zeker de laagstbetaalden) wel een stap terugdoen als zij met pensioen gaan?
  • En als het te laag is, hoe gaan we dit dan oplossen?
  • Hoe groot is de kans dat we dit pensioen gaan bereiken?

Hou er rekening mee dat een pensioengerechtigde die AOW ontvangt geen AOW-premie meer betaalt; bruto-netto is dus niet een op een vergelijkbaar en ook voor iedereen verschillend.

Kijkende naar de regels die DNB opstelt (uitgangspunten Commissie Parameters) hebben we de volgende deterministische berekening gemaakt.

Hoe hoog is het bruto pensioeninkomen ten opzichte van het inkomen vlak voor pensionering van een nieuwe medewerker die op leeftijd 25 jaar een modaal inkomen heeft (€ 44.000 par jaar)?

Aannames:

·        Pensioenleeftijd 68 jaar

·        Franchise bij aanvang van € 17.545.

·        Carrièrestijgingen van 3% tot leeftijd 35, dan 2% tot leeftijd 45 en 1% tot leeftijd 55 (cf. staffelbesluit)

·        Neutrale life cycle die tot leeftijd 53 voor 80% in zakelijke waarden belegt en vanaf leeftijd 53 jaar in 15 jaar het beleggingsrisico lineair afbouwt tot 20% zakelijke

·        Loonindex (cf. Commissie Parameters) 2,4%

·        Inflatie (cf. Commissie Parameters) 2%

·        Rendement aandelen netto (cf. Commissie Parameters) 5,4%

·        Risicovrije rente en rendement vastrentende waarden 2%

·        Jaarlijkse beleggingskosten 0,3% van het opgebouwde pensioenvermogen

·        De pensioenen worden na ingang 1) niet verhoogd en 2) met 50% van de verwachte inflatie verhoogd

·        AOW voor een werknemer met partner

 

  %  inkomen voor pensionering % inkomen voor pensionering
Hoogte premie 1)      

zonder indexatie

2)      

met indexatie

15% 44% 41%
20% 54% 51%
25% 64% 60%
30% 74% 69%

 
Het bruto inkomen vlak voor en na pensionering valt vaak tegen. De vraag mag gesteld worden of “onze” werknemers zich een veel lager pensioeninkomen kunnen veroorloven. Kijk in ieder geval naar de medewerkers met de laagste salarissen.

Voor veel bedrijven is het niet aan de orde om een gewenst pensioen af te spreken met de werknemers. Zo’n pensioenambitie is wettelijk ook alleen verplicht bij een solidaire premieregeling, en die wordt niet uitgevoerd door een verzekeraar of PPI. De mogelijkheid om een vrijwillige bijspaarregeling aan te bieden en deze op zo’n wijze te promoten dat hiervan ook veel gebruik wordt gemaakt is er zeker en wij zien bedrijven waar 99% van de medewerkers zelf vrijwillig nog extra meebetaalt aan de pensioenregeling.

Als je voor jullie een indicatie wil laten berekenen, bijvoorbeeld omdat een andere carrièreontwikkeling verwacht wordt, of nieuwe werknemers meestal veel jonger zijn dan in het voorbeeld, mail ons dan even.

 

Rijswijk, juli 2024

Léon Zijlmans AAG van ZPABV

Gerard van der Toolen van OR-Pensioenadviseurs