Alle pensioenregelingen moeten de komende tijd worden aangepast en een van de aanpassingen behelst de hoogte van het nabestaandenpensioen (partner- en wezenpensioen). Een mooie uitdaging voor sociale partners (werkgever en werknemersvertegenwoordigers). Hoe zit het met de achterblijvende partner?

 

Nieuw partnerpensioen

Het nieuwe maximale partnerpensioen bedraagt 50% van het salaris en het nieuwe maximale wezenpensioen 20% van het salaris (ofwel 40% van het partnerpensioen). De Wet toekomst pensioenen (hierna Wtp) biedt voor het nabestaandenpensioen een flinke verbetering ten opzichte van het huidige stelsel. Het belangrijkste voordeel is dat in de Wtp het nabestaandenpensioen niet meer afhankelijk is van de theoretisch door te brengen diensttijd. Een enorm voordeel dus voor werknemers die op latere leeftijd overstappen naar een nieuwe werkgever.

 

Gemiddeld partnerpensioen ligt te laag

achterblijvende partner Onder het huidige stelsel bedraagt het fiscaal maximale partnerpensioen voor een deelnemer met een modaal salaris (ca. € 44.000 per jaar) en 50 dienstjaren ca. 65% van de pensioengrondslag; dit komt overeen met ca. 30% van het salaris. Maar de meeste pensioenregelingen kennen geen fiscaal maximaal pensioen en er zijn maar weinig deelnemers die 50 jaar bij een zelfde werkgever werken. In werkelijkheid ligt het gemiddelde partnerpensioen daardoor op ca. 25% van het salaris.  In onze ogen erg laag en als wij dit toelichten aan sociale partners, krijgen wij bijval. Ga maar na, als de kostwinner overlijdt kan het inkomen met 70-75% terugvallen. Weliswaar kan ook de overheid voor aanvullend inkomen zorgen via de Algemene nabestaandenwet, maar deze geeft vaak maar een beperkte dekking.

 

Conclusie:

Voor veel achterblijvende partners kan de financiële situatie na overlijden van de kostwinner tot een enorme teruggang in inkomen leiden. Dan komt de vraag: Past dit wel bij jullie organisatie?

 

De praktijk

Het gemiddelde partnerpensioen dat wij langs zien komen onder de Wtp ligt rond de 35% van het inkomen en het wezenpensioen per kind bedraagt 14% van het inkomen (dus 40% van het partnerpensioen terwijl dat nu nog vaak 20% is). In veel gevallen wordt het partnerpensioen na ingang niet verhoogd. Dit terwijl wij wel inflatie hebben en naar verwachting ook houden (de EU gaat uit van een inflatie van jaarlijks 2%); het levenslange partnerpensioen zal dus door inflatie minder waard worden.

 

Veel pensioenuitvoerders bieden deelnemers de mogelijkheid om vrijwillig het partnerpensioen aan te vullen tot het fiscale maximum, onder de Wtp 50% van het salaris. De praktijk leert dat van deze optie weinig gebruik wordt gemaakt, hoewel de kosten relatief laag zijn.

 

Rekenvoorbeeld: dekking partnerpensioen verhogen van 35% tot 50% (i.c.m. wezenpensioen 14% resp. 20%)

Modaal inkomen, leeftijd 40 jaar.

  • Jaarpremie bij partnerpensioen 35% van het salaris ca. € 190,00
  • Jaarpremie bij partnerpensioen 50% van het salaris ca. € 270,00

Dus voor bruto ca. € 80 per jaar meer, wordt het levenslang partnerpensioen verhoogd van € 15.400 naar € 22.000.

 

 

In geval van tweeverdieners

Hierboven zijn we uitgegaan van de situatie van een alleenverdiener binnen een gezin; het inkomensprobleem zal in hoge mate opvallen bij een achterblijvende partner met kinderen. Maar ook tweeverdieners is er sprake van een grote achteruitgang in gezinsinkomen als een van de ouders overlijdt. Bij een totaal gezinsinkomen van twee maal modaal, zal na overlijden het totale inkomen gemiddeld met ca. 1/3 afnemen, terwijl een groot deel van de vaste maandelijkse lasten gelijk is gebleven (een overlijdensrisicoverzekering voor gedeeltelijke aflossing van de hypotheek is niet altijd verplicht) of zelfs is toegenomen (vaker kinderopvang). Meer uren gaan werken is niet voor iedereen weggelegd.

Door creatief om te gaan met wensen en kosten kan tegen zeer geringe extra lasten de verhoging van het partnerpensioen en het wezenpensioen en/of het aanbieden van een tijdelijk nabestaandenpensioen worden bereikt. Kijken naar de behoeften van de meest kwetsbaren is toch een wens om te komen tot een goed pensioen.
 

Wat als sociale partners dit niet genoeg vinden?

We leven in een tijd waarin individualisme belangrijk is. “Werknemers kunnen het ook zelf regelen” horen wij nogal eens. Hier is veel voor te zeggen, maar in de praktijk zien wij toch dat veel gezinnen dit niet goed (kunnen) regelen en dat het collectief beter te regelen is tegen zeer lage kosten.

 

Veel werkgevers (en in branches met een Cao waarin het pensioen is geregeld) bieden bovenop het levenslange partnerpensioen de mogelijkheid van een tijdelijke uitkering (bijvoorbeeld tot de Aow-gerechtigde leeftijd van de achterblijvende partner), soms op vrijwillige basis. De kosten hiervoor zijn lager dan in het rekenvoorbeeld, terwijl het veel financieel leed kan voorkomen. Daarom geven wij deze optie ook mee ter overweging.

 

 

Januari 2025

Gerard van der Toolen van OR-Pensioenadviseurs

Léon Zijlmans AAG van ZPABV